De held waar ik mee zou trouwen, dat was beloofd, zo zag ik mijn pa als peuter. Hij bracht mij uit zijn werk een uitgeknipte kalenderfoto bij mijn ziekenhuisbed. Daar kon ik weer een tijdje op teren, zo blij. Hij repareerde mijn fiets en schoenen en fietste mij naar gym en haalde mij weer op. De zaterdagochtend na het ontbijt mochten wij met hem meefietsen naar het groentevrouwtje, mevrouw Hamer met haar groentestem. Volluk! riep pa dan in de naar aarde ruikende schuur. Dan voelde ik mij trots. Mijn vader.

Wij werden ouder en anders. De eindeloze kritiek op mij als puber, het mij weg wensen en mijn reactie daarop verwijderden ons van elkaar. “Papa is een klootzak,” stond er in mijn dagboek.
Alle jaren uit huis waren in wisselend contact met hem; de slappe lach en zijn hulp met verhuizen en mij ophalen in nood naast de afwijzing en boze dwang naar mij. Ik had me neergelegd bij deze status van onze relatie.

Toen overleed ma. Zijn liefde, zijn partner en steun en toeverlaat. Grote zus kwam voor mij op, de verandering was gestart. Nog tien jaar bleef hij bij ons en ik voelde de openheid groeien tussen hem en mij. Steeds eerlijker werden we. Steeds beter begreep ik hem, respecteerde ik hem, zag ik ook mijzelf in hem. Hij liet zijn strengheid en dwang langzaam varen, zag de mensen. Zag wat er om hem heen en in hem gebeurde en deelde dat ook met mij, voorheen zijn vijand. Hij durfde zijn diepe verdriet te voelen en zijn frustraties te bespreken. Ik bedankte hem voor zijn rol in de situaties die ik noemde, waar hij er ondanks alles voor mij was. Terugkijkend beleef ik hem anders dan in de tijd zelf. Op zijn 90e veranderde hij door oprechtheid nog veel in zichzelf, bleef ontdekken. Wat een mens!
De slappe lach bleef ook. Soms al bij de deur als hij open deed, was het er. En in de laatste week voor hij ging, ik zette mij, mijn jas nog aan, tegenover hem en we keken elkaar aan en daar begon het weer. In die ontspanning voelde ik juist daar het contact.

En de liefde. Ik houd van hem