Een warme omhelzing, dat was mijn moeder. In aandacht, betrokkenheid en oplossingen.
Op zondagmiddag zwaaide zij, hoofddoek om en nette tas in de hand, door het raam om voor een paar uur te verdwijnen. Huilen en roepen, want zonder moeder kon het niet. Onze vader leidde ons af met een fotoalbum. Kijk, dat is oma en dat was papa vroeger. Wanneer komt mama weer? Arme pa. Zij leek onmisbaar.
Zij had die plaats in ons gezin. Steunpilaar, facilitator, maatschappelijk werker, psycholoog, naaister, planner, verpleegkundige, kok, interieurverzorger, inkoper. En een voorbeeld hoe je betrokken kon leven en meedoen.
Maar wat ik het meest liefhad was haar stralend innerlijk. Ze was een prachtige verschijning en zo verlichtte zij mij ook.
Die plaats die zij had was eigenlijk een via ons, haar kinderen, kleinkinderen en man. Een eigen plek daar kwam het niet van. Zodra er meer ruimte was voor haar leek zij iets te verkleinen. Zij was sterk als een ander haar nodig had en zwak als zij haar zelf nodig had. Tot op het laatst, terwijl zij bijna leek verkruimeld door de kanker in haar long, wilde zij iets voor een ander betekenen. Staan met wijde armen als een boom die zuurstof nodig heeft, kon zij niet ademen. Zo verdween zij uiteindelijk, helemaal.
Geen fotoalbum of vader hielp daar tegen.